- Home
- Producten
- Brandwerende kleppen
- CU2/B
- Installatie
CU2/B - Installatie
Plaatsing op minimale afstanden van een andere brandklep of van een aanpalende wand/vloer
Principe
Volgens de Europese testnorm EN 1366-2 bedraagt de minimaal vereiste afstand tussen 2 brandkleppen 200 mm en tussen een brandklep en een andere (draag)constructie 75 mm. Enkel als de klep op een kortere afstand van andere elementen werd getest mag ze ook zo geplaatst worden.
Volgens de Europese testnorm EN 1366-2 bedraagt de minimaal vereiste afstand tussen 2 brandkleppen 200 mm en tussen een brandklep en een andere (draag)constructie 75 mm. Enkel als de klep op een kortere afstand van andere elementen werd getest mag ze ook zo geplaatst worden.
Plaatsing in massieve wand
Het product werd getest en goedgekeurd in:
- Gewapend beton ≥ 110 mm | EI 120 (ve i o) S - (500 Pa) | Mortel | Installatiemethode: ingebouwd 0/180° (B22, B21, B12) | CU2/B ≤ 4 x CU2 (200x200 mm ≤ CU2 ≤ 1200x800 mm)
- Gewapend beton ≥ 110 mm | EI 60 (ve i o) S - (500 Pa) | Mortel | Installatiemethode: ingebouwd 0/180° (B22, B21, B12) | CU2/B ≤ 4 x CU2 (200x200 mm ≤ CU2 ≤ 1500x800 mm)
- Gewapend beton ≥ 110 mm | EI 120 (ve i o) S - (300 Pa) | Mortel | Installatiemethode: ingebouwd 0/180° (B22, B21, B12) | CU2/B ≤ 4 x CU2 (200x200 mm ≤ CU2 ≤ 1500x800 mm)
Knip de bijgeleverde EPDM-schuimband af op de juiste maat.
Kleef de schuimband op de aangeduide randen van de kader, enkel op de aansluitende kanten met andere deelkleppen .
Kleef de schuimband op de aangeduide randen van de kader, enkel op de aansluitende kanten met andere deelkleppen .
Voorzie in de muur een min inbouwopening = (Hn+100) mm x (Bn+100) mm.
Plaats de eerste deelklep in de opening.
Plaats de volgende deelkleppen in de opening. Elke deelklep dient aan de kant van het mechanisme 240 mm uit de muur te steken.
Het mechanisme moet steeds bereikbaar zijn, voorzie daarom min. 200 mm vrije werkruimte. Indien niet toegankelijk dient een toegangsluik te worden voorzien (bv. bij valse plafonds).
Plaats de volgende deelkleppen in de opening. Elke deelklep dient aan de kant van het mechanisme 240 mm uit de muur te steken.
Het mechanisme moet steeds bereikbaar zijn, voorzie daarom min. 200 mm vrije werkruimte. Indien niet toegankelijk dient een toegangsluik te worden voorzien (bv. bij valse plafonds).
Bevestig de bevestigingssteunen met 4 zelfborende schroeven langs voor- en achterkant van de verschillende deelkleppen.
Bij batterijmontage B22: bevestig de centerplaat met 8 zelfborende schroeven aan de voor- en achterkant van de batterijmontage.
De voeg S tussen de tunnel en de muur dient te worden opgevuld over de volledige breedte van de wand met een gewone cementmortel.
Stut de tunnel en plaats het klepblad in gesloten toestand om vervorming van de tunnel tijdens het uitdrogen van de afdichting tegen te gaan.
Controleer of er openingen zijn tussen de deelkleppen.
Kit de eventuele openingen af met mastieklijm BCM.
Test de goede werking van de mechanismes van de deelkleppen.
Controleer of er openingen zijn tussen de deelkleppen.
Kit de eventuele openingen af met mastieklijm BCM.
Test de goede werking van de mechanismes van de deelkleppen.
Controleer de vrije beweging van de klepbladen.
Algemene opmerkingen
- De plaatsing dient steeds te gebeuren conform het installatievoorschrift en het classificatierapport.
- Stand van de as: zie prestatieverklaring.
- Vermijd obstructie van aansluitende kanalen.
- Inbouw van het product: altijd met gesloten klepblad.
- Kijk na of het klepblad vrij kan bewegen.
- Bij montage dienen de veiligheidsafstanden t.o.v. andere constructie-elementen gerespecteerd te worden. Het bedieningsmechanisme moet ook toegankelijk zijn: voorzie een speling van 200 mm rond de behuizing.
- De klasse van luchtdichtheid blijft behouden indien de installatie van de brandklep gebeurt conform de installatievoorschriften
- Rf-t brandkleppen worden steeds getest in gestandaardiseerde draagconstructies volgens EN 1366-2. De behaalde resultaten gelden voor gelijksoortige draagconstructies met een brandweerstand, dikte en dichtheid gelijk aan of groter dan de draagconstructie van de test.
- Als de wanddikte groter is dan de minimale dikte aangegeven in onze installatievoorschriften, gelden volgende voorwaarden voor de afdichtdiepte: - Bij flexibele wanden en sandwichpaneelsysteemwanden moet de afdichting steeds over de volledige diepte van de wand aangebracht worden. - Bij massieve wanden, massieve vloeren en gipsblokkenwanden volstaat de minimale afdichtdiepte zoals aangeduid in onze installatievoorschriften (vaak gelijk aan de minimale wanddikte). Afdichting aan te brengen ter hoogte van het klepblad (vanaf de wall limit aanduiding/inbouwaanslag).
- Bij inbouw van een brandklep in een flexibele metal stud wand is het bij sommige installatiemethodes vanuit brandtechnisch oogpunt niet noodzakelijk om versterkingsprofielen rond de wandopening aan te brengen (zie verder). Hou voor opbouw van dit type wanden steeds rekening met de algemene instructies van de producent van deze wandsystemen.
- De klep moet bereikbaar zijn voor inspectie en onderhoud.
- Minstens 2 visuele controles per jaar zijn aangewezen.